Betonstop in 2040? Vijf uitdagingen voor Vlaanderen

door Adrien Buteneers
2,K views
De ‘betonstop’ tegen 2040: een oproep om onze bouwdromen creatiever in te vullen.

Elke dag verdwijnt in Vlaanderen 5 à 6 hectare open ruimte. Te veel, vindt ook de Vlaamse regering, die een ‘betonstop’ voorbereidt tegen 2040. Bouwen in open ruimte zal dan niet meer kunnen. Maar hoe kunnen we daarop anticiperen en onze bouwdromen anders vormgeven? Vijf uitdagingen voor Vlaanderen.

De Vlaming en de baksteen in de maag: het een cliché dat een grote bron van waarheid bevat. Lintdorpen, massa’s open (en grote) huizen, vaak met twee garages en soms zelfs midden in het bos: de Vlaming bouwt en bouwt, zonder besef dat hierdoor de ruimtelijke ordening geweld aangedaan wordt. Niet alleen zijn onze woningen gemiddeld genomen groter dan die van onze mede-Europeanen – ca. 140 m² woonruimte tegenover 90 m² als Europees richtcijfer – ze liggen bovendien ook nog ‘ns meer verspreid. Wie Eurostats-cijfers rond bebouwing onder de loep neemt, kan er dan ook niet naast kijken: zelfs met inbegrip van onze minder bouwlustige en ruimte-confiscerende Waalse landgenoten staat België in de Europese klas op een niet zo’n fameuze tweede plaats, na Malta. Met 1488 inwoners per km² bebouwde oppervlakte heeft Vlaanderen een zeer lage densiteit, lager dan het Belgische gemiddelde (ca. 2700 inwoners/km²) en bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk (ca. 3900 inwoners/km²). Een reflectie waard: als we het Britse, compactere model van bebouwing – niet eens de beste leerling van de klas – zouden transponeren naar België, dan leefden er in dit land nu al 17 miljoen inwoners. Anders gezegd: met onze 11 miljoen Belgen nemen we vandaag een ruimte in die eigenlijk bestemd is voor 17 miljoen mensen.

Met onze 11 miljoen Belgen nemen we vandaag een ruimte in die eigenlijk bestemd is voor 17 miljoen mensen.

De betonstop wil niet zeggen dat we niet meer mogen bouwen. Wel dat we onze bouwdromen creatiever moeten invullen: minder ruimte innemen voor onze toekomstige woningen en dichter bij elkaar – in kernen – gaan wonen.

De vijf uitdagingen die ik zie voor Vlaanderen:

1. Compacter en flexibeler wonen en werken

De belangrijkste uitdaging voor Vlaanderen ligt voor de hand: hoe kunnen we in de toekomst op een compactere manier wonen en werken zonder aan levenskwaliteit in te boeten? Wel, door nog veel meer in te zetten op compacte, flexibele woon- en werkruimtes. Stel: je hebt de mogelijkheid om twee of drie dagen per week van thuis uit te werken (wat goed is voor ons mobiliteitsprobleem). Wat is in een kleinere woning dan het beste: een aparte bureauruimte die minstens vier dagen per week nauwelijks of niet benut wordt? Of een multifunctionele woon-werkruimte met een flexibele wand waarin een opklapbaar bureau verborgen zit? Als je werkdag ten einde is, schuif je je bureauwand weer weg en heb je opnieuw je volledige woonkamer, met alle ruimte voor ontspanning.

Een multifunctionele slaapbank waarmee je je ruimte creatief vergroot.

Modulair wonen is een trend die in Vlaanderen nog veel meer navolging verdient. Je kunt huizen indelen in functionele modules: een slaapmodule, een leef-werkmodule en een ‘natte’ module. Als je in je ‘natte’ badkamer ook meteen je wasplaats onderbrengt, spaar je heel wat ruimte. En op die manier kunnen bewoners ook – afgestemd op hun eigen noden – modulaire keuzes maken: een gezin met 3 kinderen heeft in verhouding meer slaapmodules nodig. Zijn die kinderen later het huis uit, dan kun je zo’n slaapmodule weer vervangen door iets anders. We kunnen op dit vlak nog veel leren van systeem- en containerbouwers.

Compact wonen: de toekomst.

2. Energiebeheer uitbesteden

In tijden waarin energietechnologieën razendsnel veranderen, is het als eigenaar van een woning verdomd moeilijk om al die energietrends op de voet te blijven volgen. Ik zie daar een echte toekomst voor het ESCO-model: in plaats van zelf als particuliere persoon te investeren in zonnepanelen en andere alternatieve energiebronnen en vaak een beetje achter de feiten aan te lopen, word je ‘energiehuurder’ bij een ‘energy efficiency service company’ (ESCO). Dat is een bedrijf dat zelf energiebesparende projecten implementeert en financiert. Op die manier manier hoef je als particuliere persoon niet noodzakelijk zélf een groot budget vrij te maken voor investeringen in alternatieve energie: het zijn die ESCO’s die dat doen en je betaalt je kosten geleidelijk af dankzij de besparingen op je energiefactuur. Een echte win-win voor beide partijen.

3. Renoveren zonder leegstand

Een derde uitdaging in het kader van de betonstop: wat doe je met bestaande woningen die aan renovatie of serieuze aanpassingen toe zijn? Nu staat renoveren nog al te vaak synoniem voor leegstand: een huis dat gerenoveerd wordt, is in veel gevallen een jaar of langer onbeschikbaar. Dat kan anders en beter, hetzij door een superkorte renovatie van ongeveer een week, hetzij door een langere renovatie waarbij de bewoner tijdens de verbouwingen in het huis kan blijven wonen. Wishful thinking? Toch niet. Het hangt er gewoon van af hoe je die verbouwingen aanpakt. Enerzijds probeer je je technieken zo veel mogelijk te prefabriceren in de ‘schil’ van je woning – de gevels en het dak – wat een aanzienlijke tijdswinst oplevert, omdat je alleen nog maar aankoppelpunten nodig hebt. En anderzijds is het de uitdaging om ook je renovatieproces zo ‘lean’ mogelijk te laten verlopen: hoe beter je planning van de verschillende werkzaamheden in elkaar overloopt en hoe meer je potentiële renovatiefouten en faalkosten ondervangt met Building Information Modelling (BIM), hoe realistischer en haalbaarder renoveren zonder leegstand wordt.

De betonstop wil niet zeggen dat we niet meer mogen bouwen. Wel dat we onze bouwdromen creatiever moeten invullen.

4. Smart cities

Een vierde uitdaging? Laten we onszelf inspireren door de mooie voorbeelden van smart cities die we al in het buitenland zien: Amsterdam, Barcelona en Stockholm, om er maar drie te noemen. Wat daar kan, kan hier in Vlaanderen ook: big data integreren in je stadsbeheer en door continue monitoring en Internet-of-Things je processen efficiënter en energiezuiniger laten verlopen. Wie is er in de stad morgen en wie heeft er veel energie nodig? Wie heeft er momenteel energie op overschot? Wat voor weer voorspellen ze voor morgen en hoe kunnen we met ons netwerk zo efficiënt mogelijk energie verdelen? Hoe beter je simulaties en je voorspellende modellen, hoe efficiënter en duurzamer je energieverbruik.

Een flexibel gebouw, met ‘schoolwoningen’.

Je krijgt in smart cities trouwens ook de kans om de behoeften van je inwoners beter in kaart te brengen en op elkaar af te stemmen. Een banaal voorbeeld: als ik in zo’n smart city leef, in een compact appartementje woon en ’s winters graag ga skiën, waarom zou ik dan m’n ski’s een heel jaar op dat appartement in een bergruimte moeten stockeren? Wie weet zijn er nog wel enkele tientallen lotgenoten met hetzelfde probleem en huren we samen een bergruimte en delen we zelfs onze ski’s, zodat we thuis meer ruimte hebben. Hoe beter je de behoeften van je inwoners in kaart kan brengen, hoe meer je ook kan inzetten op sharing technologies.

5. Openbare gebouwen: 24/7 in plaats van ‘from 9 to 5’

Een sportcomplex op het dak van Ikea in Utrecht.

Een vijfde en laatste uitdaging is er eentje voor lokale besturen en overheden. Zoals nu al zeer gebruikelijk is in de meeste Scandinavische landen, kunnen openbare gebouwen zoals scholen, ontmoetingscentra of bibliotheken nog veel flexibeler gebruikt worden. Lees: niet van nine to five, maar 24/7. Waarom geven we die ruimtes buiten de klassieke gebruiksuren niet vaker een andere, nuttige bestemming?

Een schoolgebouw dat een culturele ruimte wordt in het weekend of een jeugdhotel tijdens de zomervakantie: op zich niet zo moeilijk en ingrijpend, maar we zien het nog veel te weinig. Of een technische dienst van een gemeente die ’s avonds een werkatelier wordt voor doe-het-zelvers die er gereedschap kunnen lenen of gebruiken: ook dat zie je zelden. Eindeloos veel mogelijkheden dus, die zeker nog meer benut kunnen worden…

Slotsom?

Dat de betonstop er komt en dat we in de toekomst op een duurzamere, efficiëntere manier met bouwen, wonen en werken zullen moeten omgaan, staat vast. Maar laat ons niet wachten tot 2040 om acties te ondernemen. Wie een duurzame toekomst wil – niet alleen voor onszelf, maar ook voor toekomstige generaties – start beter vandaag dan morgen…

Dit thema sluit aan bij de knowhow van twee PXL-expertisecentra:

Expertisecentrum PXL Bouw en Energie

Expertiscentrum PXL Smart ICT

Meer info? adrien.buteneers@pxl.be – +32 11 77 54 18

Bekijk ook de TVL-aflevering over de betonstop.

Aanbevolen berichten