Alchemie van een gouden vloot

door Bert Willems
2,5K views
Voor de expo ‘Time will tell’ in Tongeren wist curator en PXL-MAD-student Maxim Renard heel wat mooie namen te strikken. Afbeelding: eigen werk van Maxim Renard.

Recensie van de tentoonstelling ‘Time will tell’ in het kader van MoMeNT, gecureerd door Maxim Renard, student Vrije Kunsten, PXL-MAD, School of Arts, Hasselt 

Tom Lambeens en Bert Willems (PXL-MAD)

Het kan verkeren. Neem nu de cello en het klavecimbel. Al in de 16e eeuw hadden beide instrumenten hun definitieve vorm aangenomen, als zodanig kleurt hun klank een aanzienlijk aantal sleutelcomposities uit de barok. Terwijl componisten in de daaropvolgende eeuwen de mogelijkheden van de cello bleven herformuleren (Beethoven, Bartók, Schnittke, Pärt, Dutilleux, etc.), geraakte het klavecimbel algauw in onbruik. Niet alleen werd dit instrument op een aantal vlakken door de piano(forte) overstemt, ook het potentieel van haar unieke geperforeerde klank leek uitgeput. Naast het feit dat we ook hier onvermijdelijk op een exemplarische uitzondering stuiten (Poulenc), krijgen we ook inzage in de grillige aard van vernieuwing doordat John Cage en consoorten net aan hun geprepareerde piano weleens klavecimbelklanken wisten te ontfutselen.

Wacht schilderkunst het lot van de cello of het klavecimbel? Dat je dat vermeende lot kan ontlopen – wie weet wordt de actualiteit van het klavecimbel hervonden door er ‘cello’ op te spelen – bewijst de talentvolle schilder Maxim Renard met de door hem gecureerde tentoonstelling ‘Time will tell’. Een titel die even precies gekozen is als de daaraan participerende kunstenaars. De meest opvallende naam, met weliswaar het minst in het oog lopend werk, is Luc Tuymans, wiens oeuvre je zonder veel omhaal kan opvatten als een bestendige poging om het schilderkunstige beeld te legitimeren. In deze tentoonstelling gaat het weliswaar om een projectie die pas bij valavond zichtbaar wordt, de ontstane beweging ontleent haar poëtische potentieel aan het gegeven dat het geprojecteerde een polaroidfoto betreft waarvan het beeld geleidelijk uit de duisternis tevoorschijn treedt. Op de invloed van technologie op schilderkunst, optische apparaten in het bijzonder, anticipeert ook Guy Van Bossche die al schilderend het verblindende tegenlicht van een projector onder ogen kwam.

De mediërende rol van technologie, waar een manueel medium als schilderkunst zich ongewild altijd toe verhoudt, wordt op integrerende wijze gethematiseerd in zowel het werk van Patrick Vanden Eynde als dat van Yoko Enoki. In de gedaante van een ruggelings geschilderde tijdrijder presenteert Vanden Eynde ons een ongewoon stukje spitstechnologie. Zijn gestroomlijnde helm; zijn nauwsluitende plunje; zijn gepolijste kuiten: met zijn gladde – haast aerodynamische – verfbehandeling betrekt Vanden Eynde het geschilderde als de schildering in een wederzijdse affirmatie. Dat niet alleen schilderkunst maar ook beeldvorming in zijn geheel soms op technologisch bepaalde grenzen stoot, ondervind je onder meer met betrekking tot kernenergie. Dat uit een dermate kleine hoeveelheid materie een zodanige hoeveel energie kan worden opgewekt, stelt ons voorstellingsvermogen danig op de proef. Zeker wanneer je bovendien het menselijk leed dat deze technologie heeft opgeleverd, moedwillig of niet, mee in ogenschouw probeert te nemen. Tegenover deze onmogelijke opgave ontwikkelde de Japanse kunstenares Enoki een intieme omgangsvorm: de in haar stillevens geschilderde bloemen werden geplukt in een hoogradioactieve zone.

Het specifieke kader dat de Tongerse Sint-Ursulakapel uitmaakt, weten de kunstenaars in hun voordeel te benutten.  Opgenomen onder een in spitsbogen toelopend raam biedt het werk van Wim van der Celen stug verweer tegen deze kenmerkende plaatsbepaling. De intens blauwe vorm die zich op een zwarte achtergrond situeert, onttrekt zich hardnekkig aan een eenduidige ruimtelijke oriëntatie. De schaal van het afgebeelde blijft volstrekt onbestemd: evengoed kijken we naar een cel doorheen een microscoop als dat we door het raampje van een ruimteschip de planeet Neptunus mogen aanschouwen – in beide gevallen betreft het een doorkijkfunctie die haaks staat op het bovenliggend kapelraam.

Koen van den Broek demonstreert de kunst die hij al ettelijke jaren feilloos beheerst: naast de kwestie dat hij erin slaagt om met slechts enkele halen een tafereel neer te zetten, is het zo dat ieder van deze halen, net als hun onderlinge dynamiek, werd afgestemd op de ruimere omvang van het beeld.

Alleen al uit de diverse wijze waarop verf op doek werd aangebracht, gaande van de vrijwel grafische aanpak van Paul Van Hoeydonck tot de doorgedreven materiaalbehandeling van Patrick Brichard, blijkt dat Maxim Renard schilderkunst vanuit een maximale rijkdom wil opvatten. De substantiële bijdrages van Roel Vandermeeren, die onder meer een rigoureuze lijntekening toont, en Aaron-Victor Peeters, die een voortreffelijke anachronistische vormrijm tussen een motorfiets en een karrenwiel tentoonspreidt, in acht genomen, kan je je moeilijk van de indruk ontdoen dat de armada van drie galjoenen die onder een barok wolkendek varen, geldt als de intentieverklaring van de integrale tentoonstelling: een ontdekkingsreiziger is maar die term waardig wanneer deze resoluut het ruime sop kiest zonder dat hij bij voorbaat weet of hij nota bene ergens gaat aankomen. 

Locatie: Sint-Ursulakapel, Sint-Ursulastraat 11, Begijnhof, Tongeren

‘Time will tell’, een expo in het kader van MoMeNT, is gratis te bezichtigen van 06/09/19 tot 29/09/19 (do/vr 14-18 u., za/zo 10-18 u.)

Bekijk ook deze TVL-reportage over de expo ‘Time will tell’.

Aanbevolen berichten