In buurten waar veel camera’s hangen, voelen jongeren zich geremd in hun ontwikkeling, schrijft Dries Dingenen, onderzoeker PXL-People & Society. Ze komen minder buiten – je zult maar eens een bal verkeerd trappen.
Bart De Wever zei onlangs in ‘De Standaard’ dat de Antwerpenaren die hij spreekt, hem nog nooit hebben gevraagd waarom er camera’s in hun buurt hangen, wel waarom er nog geen camera’s hangen. Die stelling strookt niet met de bevindingen uit onze nieuwe, nog vrij te geven studie naar de beleving van de openbare ruimte, waarin we in gesprek zijn gegaan met jongeren uit de Antwerpse wijk Seefhoek. In die veelbesproken buurt van Antwerpen heeft big brother een duidelijke invloed op hoe jongeren de openbare ruimte ervaren en dus ook op hun mentaal welzijn.
Voor die studie hebben we onderzocht wat jongeren belangrijk vinden aan de openbare ruimte en hoe de beleving van die openbare ruimte bijdraagt aan hun welbevinden. In het onderzoek werd de toename aan camera’s in de openbare ruimte meermaals besproken door de deelnemende jongeren, van wie sommigen uit een rurale context komen en andere uit een stedelijke. Sommige jongeren geven inderdaad aan dat camera’s in de openbare ruimte het gevoel van veiligheid kunnen vergroten, maar veel andere jongeren, vooral zij die in een buurt wonen waar veel camera’s hangen, ervaren dat als een negatieve invloed op hun beleving van de openbare ruimte.
Tijdens een focusgroepsgesprek met jongeren uit de Seefhoek viel op dat zij spontaan over de vele camera’s in hun buurt begonnen te praten. De jongeren gaven aan dat zij zich voortdurend bekeken voelen, alsof iemand hen de hele tijd volgt en met een smartphone filmt. Bij veel jongeren hangen er meerdere camera’s in de straat, ze zien die camera’s bewegen als ze voorbijkomen en tijdens het voetballen op de pleintjes hebben de camera’s een invloed op hun spel. Ze willen niet bekeken worden, het stoort hen tijdens het voetballen.
In plaats van investeringen in camera’s vragen zij meer investeringen in degelijk sport- en ontspanningsmateriaal op de pleintjes waar zij samenkomen. Dat gaat dan over voetbalgoals in hout in plaats van ijzer, voetbalkooien waaraan ze zich niet kunnen snijden, een plaats waar ze kunnen schuilen als het regent en een ondergrond die niet van beton of steen is. Al te vaak scheuren ze hun kleren en lopen ze blessures op tijdens het sporten.
Hangen maar
We hebben het hier wel degelijk over de pleintjes waarnaar De Wever in het genoemde artikel verwijst als plaatsen waar hangjongeren nachtlawaai veroorzaken in de zomer. Opnieuw krijgt ‘hangen’ hier een negatieve bijklank en worden ‘hangjongeren’ gestigmatiseerd. Dat beeld strookt niet met wat sociaalwetenschappelijk onderzoek herhaaldelijk heeft aangetoond: rondhangen in de openbare ruimte is belangrijk voor de psychosociale ontwikkeling van jongeren.
Dat werd meer dan tien jaar geleden al beklemtoond met de ‘Hangman’-campagne Onlangs werd die campagne nieuw leven ingeblazen onder de naam ‘De Hangmakers’: een pleidooi voor rondhangen in de publieke ruimte, met de bijbehorende handvatten voor een krachtig rondhangbeleid, een game om het gesprek tussen jongeren, jeugdambtenaren en beleidsmakers te stimuleren en verscheidene principes van een sterke rondhangvisie.
Die visie omvat onder meer dat rondhangen een recht is van iedere jongere, wat in de lijn ligt met het actieplan ‘Mee(r) naar buiten?!’ dat Vlaams minister van Jeugd Benjamin Dalle (CD&V) in april vorig jaar lanceerde. De minister wil jongeren op alle dagen van het jaar de deur uit krijgen. De jongeren uit de Seefhoek die we spraken voor onze studie, gaven duidelijk aan dat de veelheid aan camera’s hen niet stimuleert om naar buiten te komen.
Speelplezier
Opvallend is dat de jongeren uit de Seefhoek die deelnamen aan onze studie, wel tevreden zijn over de bodycams die de Antwerpse politie tegenwoordig draagt. Volgens de jongeren gaat de politie daardoor rustiger met hen om. Tijdens de gesprekken gaven de jongeren ook aan dat de vaste camera’s in hun buurt er oorspronkelijk kwamen om de drugscriminaliteit aan te pakken. Zij erkennen het belang van die maatregelen en geven zelfs aan dat sommige straten in hun buurt erg onveilig zijn.
Maar de camera’s in hun buurt dienen al lang niet meer alleen om de drugscriminaliteit te bestrijden. De jongeren vertellen over vrienden die een blikje cola achterlaten op een bank en enkele weken later een boete in de brievenbus krijgen wegens zwerfvuil. Het klopt dat blikjes in de vuilnisbak horen, maar jongeren van dertien à veertien jaar kunnen zulke boetes zeer moeilijk betalen. Door zulke ervaringen met de ‘big brother van ’t Stad’ durven de jongeren zich niet meer uit te leven – je zou maar eens een bal verkeerd trappen.
“Als je niets verkeerds doet, dan heb je ook niets te vrezen van camera’s in de openbare ruimte”, noteerden we meermaals uit de mond van jongeren in onze studie. Die stelling kreeg telkens tegenwind van andere jongeren, omdat ze die naast de kwestie vonden. De jongeren in onze studie hadden dus ook geen eenduidige visie op de materie, maar zeker is dat camera’s de bewegingsvrijheid en het speelplezier van sommige jongeren inperken.
Die negatieve beleving van de openbare ruimte kan ertoe leiden dat jongeren minder vaak buitenkomen, wat hun ontplooiingsmogelijkheden, hun autonomie en hun identiteitsontwikkeling niet ten goede komt. De vraag rijst dan ook of camera’s in de openbare ruimte ingezet moeten worden om kattenkwaad en vergeetachtigheid te beboeten.
Contact: dries.dingenen@pxl.be
Dit opiniestuk verscheen eerder al in De Standaard op 25 maart 2024.