De ouderrol in de residentiële jeugdhulp: hoe zet de hulpverlening hierop in?

door Kim Bastaits
685 views
Wanneer kinderen in de jeugdhulp belanden, hoe kan hulpverlening ook dan blijvend inzetten op verbondenheid tussen ouder en kind? Die vraag staat centraal in het onderzoek van Kim Bastaits (PXL Social Work-Research). Foto: Tatiana Syrikova via Pexels (rechtenvrij)

Kinderen stammen af van ouders. Ouders vormen kinderen. Maar soms zijn ouder-kindrelaties complex of zelfs onveilig. Soms wonen kinderen tijdens hun kindertijd niet bij hun ouders. Hoe kan hulpverlening dan blijvend inzetten op verbondenheid tussen ouder en kind?

Gedeelde zorg

Wanneer kinderen en jongeren opgroeien in een complexe en soms problematische, onveilige gezinssituatie, dan worden zij vaak uit hun context gehaald en geplaatst in de jeugdhulp. In eerste instantie wordt dan gekeken naar pleegzorg, maar soms komen deze kinderen en jongeren ook terecht in voorzieningen van de residentiële jeugdhulp. Waar hulpverleners in deze voorzieningen vroeger als taak hadden om de opvoedingstaken en ouderrol op zich te nemen, zien we de laatste decennia een sterke evolutie van deze vervangende naar gedeelde zorg, waarbij ouders en hulpverleners beschouwd worden als samenwerkende partners (Dekker & van de Bergh, 2002; Koot & Noordgraaf, 2020).

Onderbelicht

Hoewel voorgaand internationaal onderzoek al aangetoond heeft dat het betrekken van ouders in de residentiële jeugdhulp positieve gevolgen kan hebben voor kinderen en jongeren [1], is het in Vlaanderen nog onderbelicht hoe de residentiële jeugdhulp hier dan precies op inzet. Onderzoek focust voornamelijk op de participatie van ouders in hulpverleningstrajecten en minder op hoe professionals de betrokkenheid van ouders bij de ouder-kindrelatie faciliteren. In het PXL-onderzoek ‘De ouderrol in de residentiële jeugdhulp’ focussen we wel op dit laatste en beantwoorden we de volgende onderzoeksvraag: hoe faciliteert de residentiële jeugdhulp de betrokkenheid van ouders bij de ouder-kindrelatie? Daartoe werden 34 professionals uit 10 voorzieningen van de Limburgse residentiële jeugdhulp [2] bevraagd aan de hand van kwalitatieve diepte-interviews over hun visie op, aanpak van en ervaring met dit thema.

Samenwerking en partnerschap

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de bevraagde professionals dezelfde visie hebben op de betrokkenheid van ouders bij de ouder-kindrelatie: wat hen betreft zijn en blijven de ouders expert met betrekking tot hun kind en is hun rol om de ouder en het kind (tijdelijk) te ondersteunen. Samenwerking en partnerschap is dus cruciaal. Bij het omzetten van deze visie naar de praktijk, haalden professionals drie verschillende elementen aan die van groot belang zijn volgens hen: (1) het inzetten op een goede relatie met de ouder; (2) het stimuleren van contact tussen ouder en kind; en (3) het inzetten op verschillende ouderlijke verantwoordelijkheden.

(1) Als het gaat om een goede relatie met de ouder en het kind uitbouwen als hulpverlener zelf, dan spreken zij vooral over samen aan de slag gaan als partners, in dialoog gaan en het opbouwen van een vertrouwensband. Daarbij staat voor hulpverleners een goede basishouding voorop. Binnen deze basishouding staan respect, authenticiteit, openheid, transparantie, nabijheid en geloof in de kunde en krachten van ouders centraal.

(2) Wanneer professionals spreken over het stimuleren van contact tussen ouder en kind, dan doen ze dit aan beide zijden, zowel bij ouders als bij kinderen. Daarnaast zetten ze in op zeer veel verschillende vormen van contact: bellen, bezoek in de voorziening, weekendbezoek thuis, specifieke activiteiten organiseren in de voorziening (bv. een kerst- of paasfeest), berichtjes sturen, foto’s ophangen, tot zelfs ouder en kind samen opnemen. Hier heeft de coronapandemie er – ondanks alle negatieve gevolgen – voor gezorgd dat videobellen meer ingeburgerd geraakt is, een laagdrempelige vorm van contact waar veel professionals naar teruggrijpen.

(3) Tot slot spreken professionals ook over het inzetten op de ouderlijke verantwoordelijkheid. Daarbinnen kunnen we vier verantwoordelijkheden onderscheiden (Geurts, 2011):

– De dagelijkse (opvoedings)verantwoordelijkheid, d.w.z. opvoedings- en zorgtaken op zich nemen.  Ouders worden, in de mate van het mogelijke, uitgenodigd in de voorziening om ook zorgtaken op zich te nemen, omdat dit hen volgens de bevraagde professionals echt terug in hun ouderrol zet. Dat kan gaan van een badje geven en kinderen in bed steken (bij eerder kleinere kinderen) over eens komen koken, de was doen, samen huiswerk maken tot het vervoer naar hobby’s en andere activiteiten (bij oudere kinderen). Toch wordt het merendeel van de zorgtaken wel door de begeleiding van de leefgroep gedragen.

– De pedagogische verantwoordelijkheid, d.w.z. belangrijke beslissingen nemen en normen en waarden meegeven. Hier willen professionals ouders de ruimte bieden om zelf beslissingen over hun kind te nemen wanneer dit mogelijk is. Dat kan gaan over een kappersbezoek, maar ook over oudercontacten, doktersbezoeken, contact met Kind & Gezin enz. Ouders worden gestimuleerd om dit zoveel mogelijk zelf op zich te nemen. Als dat niet kan, leggen professionals de keuze wel bij de ouder (al dan niet in samenspraak met het kind). Wanneer ook dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij (medische) noodgevallen, dan staan professionals erop ouders zo snel mogelijk te informeren.

– De juridische verantwoordelijkheid, d.w.z. het ouderlijke gezag. Binnen de residentiële jeugdhulp ligt de juridische verantwoordelijkheid vast, vaak op basis van een beslissing van de jeugdrechter: doorgaans behouden ouders het ouderlijke gezag over hun kind, tenzij ze ontzet zijn uit de ouderlijke macht.

– De ‘zijns’verantwoordelijkheid, d.w.z. de loyaliteit tussen ouder en kind. Op deze verantwoordelijkheid wordt in mindere mate en ook minder expliciet ingezet. Enkele professionals noemen wel specifieke activiteiten en methodieken die inzetten op het versterken van de ouder-kindrelatie – zoals samen  sporten, boomklimmen, kinderklanken, Sherborne enz. – maar zij zijn eerder in de minderheid. Daarnaast gebeurt het dat de hulpverlener ouders aanspreekt op hun rol van expert met betrekking tot hun kind. Wanneer er zich bijvoorbeeld een geval van agressie voordoet, dan worden ouders soms ingeschakeld om hun kind weer te kalmeren. Ook worden ouders wel in beeld gehouden, door bijvoorbeeld foto’s in de kamer op te hangen.

Screeningsinstrument

Over het algemeen blijkt dat professionals in residentiële jeugdhulp zeker inzetten op het betrekken van ouders om zo de verbondenheid tussen ouder en kind te versterken. Dat gebeurt door in te zetten op een goede relatie, door contact tussen ouders en kind te stimuleren en door ouders ruimte te geven om hun verantwoordelijkheden op zich te nemen. Professionals geven echter ook aan dat het hen aan tijd, middelen en mensen ontbreekt om hierop ten volle te kunnen inzetten: ze moeten immers ook nog heel wat andere taken op zich nemen. Bovendien werken ze vaak vanuit een buikgevoel, zeker wat de ‘zijns’verantwoordelijkheid van ouders betreft. Met dit onderzoek willen we dan ook bijdragen aan de ontwikkeling van een screeningsinstrument om de inzet op ouderlijke betrokkenheid bij de ouder-kindrelatie in de residentiële jeugdhulp op de voorgrond te plaatsen en hiermee structureel aan de slag te kunnen gaan.

Oproep aan ouders

Dat professionals aangeven hier al op in te zetten, zegt echter weinig over hoe ouders dit ervaren. Daarom willen we ook graag ouders met een kind in de residentiële jeugdhulp aan het woord laten over hoe zij dit ervaren hebben, om na te gaan of hun ervaringen overeenstemmen met wat professionals aangeven en waar er nog verbetering mogelijk is. Deze inzichten van ouders zijn immers van cruciaal belang bij de ontwikkeling van zo’n screeningsinstrument voor residentiële voorzieningen, omdat dit screeningsinstrument dan rechtstreeks kan inspelen op hun noden.

Ouders die ervaring hebben met de residentiële jeugdhulp willen we dan ook graag uitnodigen om  deze vragenlijst in te vullen.

Mochten er ouders zijn die hierover meer diepgaand in gesprek willen gaan: stuur zeker een mailtje naar kim.bastaits@pxl.be.

Contact: kim.bastaits@pxl.be

Met dit onderzoek won Kim Bastaits de PXL-Research X-Factor Award 2023.


[1] Zie onderzoek van: Attar-Schwartz, 2019; Bartelink, 2013; Boddy et al., 2013; Daamen, 2017; Fridman-Teutsch & Attar-Schwartz, 2018; Hatton and Brooks, 2008; January et al., 2018;  Scholte & Van der Ploeg, 2000; Sulimani-Aidan & Paldi, 2020; Sunseri, 2001; Tyler et al., 2018.

[2] Daarbij werden gemeenschapsinstellingen en voorzieningen van het VAPH niet mee opgenomen in dit onderzoek, aangezien dit andere contexten zijn dan de residentiële voorzieningen van de (voornamelijk) bijzondere jeugdhulp.

Aanbevolen berichten