Jongeren lezen en schrijven niet meer. Taalmythes op de rooster (2)

door Frank Joosten
1,3K views
Jongeren van vandaag: ze lezen en schrijven meer dan ooit. Maar wel anders dan vroeger.

Taal is er altijd. Iedereen gebruikt taal en iedereen heeft er een mening over. Dat jongeren van vandaag niet meer lezen en schrijven bijvoorbeeld. Taalmythes op de rooster, deel 2.

We kijken naar Jeroen Meus in plaats van een kookboek open te slaan, we lezen minder een papieren krant, maar checken het nieuws online op nieuwswebsites en kijken naar een YouTube-filmpje in plaats van een handleiding te bestuderen. Ja, het klopt dat woorden vandaag de dag meer en meer worden vervangen door beelden. En dat gesproken taal stilaan de overhand neemt op geschreven taal. Dat bleek ook al uit RIP standaardtaal. Taalmythes op de rooster (1).

Maar lezen onze jongeren – en wijzelf – dan echt zo veel minder dan vroeger? Toch een beetje nuanceren…

Niet minder, wel anders

Jongeren lezen niet meer, wordt vaak gezegd. En inderdaad: boeken lezen, dat is er voor veel jongeren niet meer bij. Maar hun smartphone is wel 24/7 hun beste compagnon en daarop doen ze veel meer dan filmpjes bekijken, foto’s maken of muziek beluisteren: ze lezen er dagelijks Facebookberichten van hun vrienden, scrollen naar reviews van een game of een film, of zoomen in op een kort verslag van een voetbalmatch. Toegegeven, dat is geen lineair ‘full text’ lezen, zoals een boek of een verhandeling, maar veeleer cursorisch lezen, van de ene klik naar de andere. Maar niettemin: lezen. Geen hoogstaande teksten vaak, geen onberispelijke foutloze teksten. Maar niettemin: lezen.

Enkele maanden geleden doken nog onheilspellende berichten op in de Vlaamse media: Vlaamse jongeren blijken volgens een recent PISA-onderzoek ondermaats te scoren op begrijpend lezen, minder goed dan hun leeftijdsgenoten in andere Europese landen. Een probleem? Ja, uiteraard, en zeker iets om aandacht aan te schenken, in de klas, maar ook daarbuiten. Want laten we wel wezen: dat ’traditionele’ begrijpende lezen is en blijft wel belangrijk. Om je woordenschat te verbreden en je taalbeheersing te vergroten, bijvoorbeeld. Om grotere verbanden te zien en te leggen. Om een argumentering analytisch-kritisch te leren benaderen.

We mogen de mindere PISA-resultaten dus niet zomaar onder de mat vegen, maar het is al te makkelijk om de ‘schuld’ bij technologie – smartphones, tablets en aanverwanten – en de nieuwe sociale media te leggen. Want als jongeren vandaag de dag lezen, dan is het net op die media, en vaak op een verfrissende, vlotte manier. Leesstrategieën als predictief lezen, globaal of zoekend lezen (skimming en scanning) – die ze tijdens de lessen Nederlands aangeleerd krijgen – passen ze online onbewust toe op sociale media en op websites die hen interesseren. Wie nieuwe media en technologieën wil bannen om jongeren weer ‘echt aan het lezen’ te krijgen, gooit dus het kind met het badwater weg…

Schrijven

Iets soortgelijks geldt voor schrijven: ja, jongeren schrijven geen opstellen meer en een scriptie schrijven is voor de overgrote meerderheid een vervelende rotklus waaraan ze liever verzaken. Maar toch schrijven jongeren tegenwoordig meer dan ooit. WhatsAppberichtjes, sms’jes, een korte commentaar op Facebook of een internetforum: elke dag brengen ze schrijvend door. Minder en minder met pen of potlood, meer en meer met smartphone, laptop of tablet.

Hoewel die ‘Digi-Taal’ of dat Korterlands – dat online jongerentaaltje vol afkortingen, emoticons en alternatieve spellingvormen/spelfouten – vaak met de vinger wordt gewezen als bron van alle kwaad, wijst onderzoek veelal op het tegendeel. Een Britse studie (Plester e.a. 2009) toont aan dat kinderen die veel sms’en en online chatten lees- en taalvaardiger zijn dan kinderen die dat niet doen. De afkortingen stimuleren het fonetische bewustzijn van kinderen, wat op zijn beurt de leesvaardigheid bevordert. Bovendien bevorderen taalspelletjes en taalcreativiteit het taalgevoel van de kinderen. Binnen het Nederlandse taalgebied levert het onderzoek van Elma Blom soortgelijke resultaten op en ook het onderzoek van Lieke Verheijen wijst in die richting: het is niet allemaal pure chaos op het wereldwijde jongerenweb. Integendeel: er zit echt een zekere logica en systematiek in die ‘geschreven gesproken’ taal die jongeren online hanteren. En vernieuwing en creativiteit dus, bijvoorbeeld door nieuwe, kortere spellingvarianten (ff w88, suc6, tis nix) of door in een geschreven bericht kenmerken als intonatie of volume te laten doorklinken met behulp van hoofdletters of letterverdubbelingen: ‘GEENNN zin in school :-(‘. Die creatieve nieuwvormingen zijn goed voor het metalinguïstische bewustzijn van jongeren; ze verscherpen hierdoor hun kennis van de onderliggende patronen van letters en klanken in taal.

Wie alleen maar focust op de spelfouten van jongeren – dt en/of andere – vergeet twee dingen. Eén? Dat spelling in essentie niets met taal of taalverandering te maken heeft. Spelling is een (door taalgebruikers afgesproken) notatiesysteem, niet meer, niet minder. Talen veranderen doordat er woorden bij komen of verdwijnen, doordat woorden stilaan anders worden uitgesproken en/of doordat grammaticale patronen in de loop der tijden veranderen. Spelling heeft daar weinig of geen vat op. Afwijken van spellingregels kan dus niet zomaar synoniem staan voor taalverloedering.

Twee? Wie louter en alleen focust op spelfouten, gaat zeer sterk uit van één uniforme, strikt beregelde standaardtaal. En laat net die renaissancevisie van standaardtaal vandaag de dag heel sterk onder druk staan; de standaardtaal zoals we die vroeger kenden is op sterven na dood (zie RIP standaardtaal. Taalmythes op de rooster (1)). Uiteraard blijven er voor jongeren domeinen genoeg waarop de in het Nederlands gangbare (en afgesproken) spelling wenselijk is: examens, taken, e-mails naar leerkrachten en externen, sollicitatiebrieven, om er maar enkele te noemen. Maar niemand kan jongeren verwijten dat ze in hun eigen biotoop – met hun eigen vrienden en hun eigen communicatiemiddelen – minder om spellingnormen geven en spellingvariatie eerder als een rijkdom dan als een hinderpaal zien.

Slotsom

Slotsom? Lezen en schrijven jongeren nu echt minder dan vroeger? Niet noodzakelijk zoveel minder, wel anders. Minder ‘full text’. Cursorischer, sneller, korter en krachtiger. Vaak ook creatiever en minder vanuit vaste, vooropgestelde regels.

De rol van het onderwijs is en blijft om jongeren – door een grote variatie aan werkvormen – met zo veel mogelijk soorten lezen en schrijven te laten kennismaken en experimenteren, en hen te blijven enthousiasmeren. Nieuwe technologieën en sociale media worden daarbij het best als een bondgenoot gezien, niet als een vijand.

Contact: frank.joosten@pxl.be / +32 11 77 54 17

Frank Joosten schrijft wekelijks een korte taaltip die via e-mail naar PXL-studenten, -docenten en andere geïnteresseerden verstuurd wordt. Wil je die taaltip ook ontvangen, stuur dan een kort mailtje naar frank.joosten@pxl.be

Lees ook: RIP standaardtaal. Taalmythes op de rooster (1)

Aanbevolen berichten