Kinderen na scheiding: dubbeldynamisch en flexibel

door Inge Pasteels
2,K views
Kinderen na echtscheiding van de ouders: dubbeldynamisch en flexibel

Kinderen van gescheiden ouders: ze worden alsmaar talrijker en worden verondersteld flexibel te zijn. Ze maken deel uit van twee huishoudens (met elk hun eigen regels) en ook in die huishoudens worden ze vaak opnieuw met een wijzigende gezinssamenstelling geconfronteerd. Een situatieschets…

In Vlaanderen werden in 2015 11.758 huwelijken uit de echt ontbonden (ADSEI, 2017). Daarbij waren naar schatting 13.488 kinderen betrokken (ADSEI 2017, berekeningen door auteur). En dat cijfer gaat dan nog voorbij aan het aanzienlijke aantal kinderen waarvan de ouders uit elkaar gingen zonder ooit gehuwd te zijn geweest: ongehuwde ex-partners die – al dan niet wettelijk – samenwoonden of hun relatie vormgaven vanuit aparte huishoudens, in een zogenaamde lat-relatie.

Aangezien de laatste jaren het aantal kinderen geboren bij ongehuwde ouders het aantal kinderen geboren bij gehuwde partners meer en meer evenaart, is het aantal kinderen dat een relatiebreuk van zijn ouders meemaakt meer dan waarschijnlijk aanzienlijk hoger dan de 13.488 hierboven beschreven. Meer accurate cijfers ontbreken echter in administratieve databanken, maar vaststaat dat jaarlijks heel wat kinderen en jongeren geconfronteerd worden met een voor hen nieuwe gezinssituatie na een scheiding. Immers, het merendeel van de kinderen leeft vanaf dan in twee huishoudens, wat van hen vaak dubbeldynamische en flexibele kinderen maakt.

Flexibele kinderen

Kinderen van gescheiden ouders worden verondersteld flexibel te zijn. De meeste kinderen maken deel uit van twee huishoudens, een huishouden bij de moeder en een huishouden bij de vader, waarin ze afhankelijk van de gekozen verblijfsregeling al dan niet evenveel tijd verblijven. Sinds 2006 is verblijfsco-ouderschap de door de rechter prioritair te onderzoeken verblijfsregeling indien de ouders zelf geen gezamenlijke voorkeur uitspreken. Onderzoek toont aan dat één kind op vijf 8 of meer keer per maand verhuist (Sodermans e.a., 2011). In deze nieuwe gezinnen van moeder en vader kunnen andere regels gelden met betrekking tot de opvoeding en kunnen er andere afspraken zijn over het dagelijkse functioneren van het gezin. Kinderen worden geacht flexibel genoeg te zijn om in beide gezinnen deze leefregels en afspraken te kennen en die ook na te leven zoals het hoort.

Dubbeldynamische kinderen

Beide gezinnen waar kinderen na een scheiding op een flexibele manier en beurtelings deel van uitmaken, kunnen bovendien in de jaren na de scheiding wijzigingen ondergaan. Scheiding is voor de meeste ex-partners immers geen eindpunt: een nieuwe relatie kondigt zich meestal relatief gauw aan. 20% van de mannen en vrouwen met kinderen hebben op het moment dat ze de huwelijkspartner verlaten, al een nieuwe relatie die nadien ook blijft duren. Twee jaar na het verlaten van de huwelijkspartner heeft 60% van de vaders en meer dan 50% van de moeders een nieuwe relatie. Meer dan 30% van de vaders en moeders woont binnen de 2 jaar opnieuw samen met een nieuwe partner. Een tweede huwelijk komt weinig en steeds minder voor: minder dan 1 ouder op 5 is opnieuw gehuwd 5 jaar na de scheiding (Pasteels & Mortelmans, 2013).

Timing van herpartneren op basis van survivalanalyse, apart voor mannen en vrouwen gescheiden tussen 2001 en 2005, naar ouderschap (in%)

Concreet wil een nieuwe relatie van een ouder zeggen dat kinderen kennismaken met een stiefouder en eventueel ook met stiefbroers en -zussen die mogelijk volgens een andere verblijfsregeling in het moeder- of vadergezin verblijven. Ook om deze redenen past het om kinderen flexibel te noemen: kinderen verhuizen van het moedergezin naar het vadergezin en vice versa en deze gezinnen kunnen bovendien qua samenstelling van dag tot dag zeer variabel zijn.

Bovendien kunnen in deze nieuwe relaties mettertijd kinderen geboren worden waardoor naast eventuele stiefzussen en -stiefbroers ook halfzussen en -broers deel gaan uitmaken van het moeder- of vadergezin. Een studie in 2010 toonde aan dat gescheidenen tussen 2001 en 2005 na 5 respectievelijk 9 jaar in zeer verschillende gezinnen leefden. Vier op de tien mannen en vrouwen was samenwonend met een nieuwe partner en minstens 1 kind in het huishouden. 21% van de mannen had enkel één of meerdere stiefkinderen in het huishouden en 14% leefde in een gezin met eigen kinderen en stiefkinderen. Bij de vrouwen waren deze percentages respectievelijk 7% en 12%. Deze cijfers tonen duidelijk aan dat complexe gezinnen, waarin naast een nieuwe relatie ook een ouderschap ten aanzien van kinderen die verschillende biologische ouders hebben een invulling moet krijgen, helemaal niet zeldzaam zijn (Pasteels & Mortelmans, 2013).

Hogereorderelaties zijn minder stabiel (Pasteels, Lodewijckx & Mortelmans, 2013). Hierdoor maken kinderen van gescheiden ouders vaak een nieuwe relatiebreuk mee, ditmaal tussen de ouder en de stiefouder. De relatieparcours van beide ouders zijn twee aparte dynamische trajecten waarin nieuwe partners komen, maar ook opnieuw kunnen verdwijnen. Met betrekking tot de kinderen wordt het ouderschap zowel in het moeder- als in het vadergezin mogelijk door stiefouders ingevuld, en wordt dit nieuwe ouderschap samen met de relatie soms erg abrupt ook weer stopgezet. Aangezien een dergelijke dynamiek zowel het parcours van moeder als van vader kan kleuren, zijn kinderen dubbeldynamisch te noemen. Kinderen wandelen immers zowel bij moeder als bij vader mee op het dynamische relatietraject van de volwassenen.

Eerder onderzoek verschaft inzicht in de dynamiek van postmaritale relatietrajecten en daarbij worden er zeven verschillende trajecten onderscheiden. Ouders kunnen single blijven na het huwelijk (C1) of een nieuwe partnerrelatie aangaan. Deze nieuwe partnerrelatie kan vele vormen aannemen. Men kan een stabiele lat-relatie uitbouwen (C2), een ongehuwde samenwoonrelatie starten na een lange (C3a) of korte periode van single zijn (C3b), een tweede huwelijk aangaan (C5), een korte tweede relatie hebben en daarna verkiezen single te blijven (C4) of meerdere korte relaties na elkaar hebben (C6) (Pasteels & Mortelmans, 2015).

Relatietrajecten na echtscheiding voor mannen en vrouwen gescheiden tussen 1996 en 2000.

De verbroken tweede relatie en ook de veelvuldige, maar vaak korte relaties na elkaar vergen van kinderen heel wat aanpassingsvermogen, aangezien een nieuwe situatie vaak erg snel weer verdwijnt. Toch zijn deze turbulente relatietrajecten niet zeldzaam. 10 à 15 jaar na de scheiding heeft bijna 1 op de 10 kinderen met gescheiden ouders minstens een tweede relatiebreuk ervaren bij één of beide ouders. Wanneer de scheiding 15 à 20 jaar geleden is, loopt dit percentage op tot 23%. Nagenoeg 1 kind op 4 ziet in 15 à 20 jaar na de scheiding minstens 1 stiefouder komen en gaan of maakt zelfs deel uit van een huishouden dat ontstaat na een relatie van minstens één van beide ouders met een tweede, derde of volgende nieuwe partner (Pasteels & Mortelmans, 2015).

Besluit

De bovengenoemde cijfers tonen duidelijk aan dat kinderen na scheiding zowel flexibel als dubbeldynamisch genoemd mogen worden. Kinderen kunnen als flexibel beschouwd worden zodra ze afwisselend leven in een huishouden van de moeder en in een huishouden van de vader en zich conform alle regels en afspraken in elk huishouden dienen aan te passen na elke verhuisbeweging. Ook binnen dezelfde verblijfsperiode kan de samenstelling van elk van deze huishoudens variëren wanneer andere kinderen een andere verblijfsregeling volgen, wat opnieuw bijkomende flexibiliteit vereist. Kinderen kunnen als dubbeldynamisch beschouwd worden omdat de huishoudens van moeder én vader een of meerdere wijzigingen qua samenstelling kunnen ondergaan in de jaren na de scheiding. Kinderen wandelen zowel met vader als met moeder mee op het relatietraject van de volwassenen en zien het (stief)ouderschap ten aanzien van zichzelf in beide huishoudens op verschillende en dus op dubbeldynamische wijze ingevuld in de loop der tijd.

Voor wie meer wil lezen

Pasteels, I., Corijn, M., & Mortelmans, D. (2012). Een nieuwe partner na een echtscheiding? Opleidingsverschillen bij mannen en vrouwen in Vlaanderen. Tijdschrift voor Sociologie, 33(3/4), 331-352.

Pasteels, I., Lodewijckx, E., & Mortelmans, D. (2013). Gezinstransities bij volwassenen. In M. Corijn & C. Van Peer (Eds.), Gezinstransities in Vlaanderen. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

Pasteels, I., & Mortelmans, D. (2013). Gescheiden… en dan? Herpartneren in Vlaanderen anno 2010. Relaties en Nieuwe Gezinnen, 3,3, 1-66.

Pasteels, I. & Mortelmans, D. (2015) Dyadic analysis of repartnering. Do children matter? Journal of Family Research,10, 143-164.

Meer info: inge.pasteels@pxl.be

Aanbevolen berichten