SuperScript (8): Jeroen Poelmans

door Frank Joosten
2,2K views
Komt het rebelse karakter van street art in het gedrang door toenemende commercialisering? Jeroen Poelmans, bachelor journalistiek, ging op zoek naar antwoorden. Op de foto: Banksy die z’n eigen werk vanop afstand laat versnipperen. Een bewuste actie en een middelvinger naar de commercialisering van kunst? Of net niet? Foto: Sotheby’s.

In de reeks SuperScript belichten we knappe bachelorproeven van onze PXL-‘junior-collega’s’. Deel 8: Jeroen Poelmans, afgestudeerd als bachelor journalistiek, over street art en de lokroep van de commercie…

Street art en commercie. Is de rebelse straatkunst dood?

Street art is hip, en dat hebben we geweten. De kunststijl raakt steeds meer verweven met commercie: steden, gemeenten en bedrijven staan allemaal in de rij voor een straatkunstenaar die hun buurt kan opfleuren. Komt het rebelse karakter van straatkunst zo in het gedrang?

Een hamerklopje, een biepend alarm en een gescheurd canvas. De Britse straatkunstenaar Banksy verbaasde de wereld toen hij zijn werk Girl With Balloon in 2018 genadeloos versnipperde nadat het voor 1,2 miljoen euro was verkocht in veilinghuis Sotheby’s. Een bewuste actie en een middelvinger naar de commercialisering.

Maar is dat wel zo? Heeft de kunstenaar het hele commerciële circuit rond kunst, waar hij zich zo hard tegen verzet, niet net versterkt? De stunt groeide namelijk uit tot een fenomeen, waardoor het werk waarschijnlijk verdubbelde in waarde. Ook Banksy zelf verwierf een heldenstatus, wat dan weer de vraag naar zijn werken deed exploderen. Je kan er dus prat op gaan dat de prijs van een Banksy nóg meer uit het dak zal gaan.

Banksy’s versnipperde werkt. Commerciële stunt of net niet? Foto: Sotheby’s

En dit is heus niet de enige commerciële mijlpaal van street art. Untitled van de intussen overleden Jean-Michel Basquiat, die gezien wordt als de grootvader van de street art, werd in 2017 geveild voor het hallucinante bedrag van 99,8 miljoen euro. Daarmee werd het het duurst verkochte werk van een Amerikaanse artiest aller tijden.

Dat de prijzen van street art zo uit het dak gaan, toont aan hoe populair de kunststijl is geworden. Ook stads- en gemeentebesturen beseffen dat, en zetten er daarom steeds
meer op in. Niet alleen kan straatkunst muren, straten of zelfs hele wijken opfleuren, het lokt ook massa’s bezoekers, nationaal én internationaal.

Het gevolg: streetartfestivals schieten als paddenstoelen uit de grond, artiesten worden ingehuurd om op bepaalde plaatsen murals te zetten en er worden zelfs expo’s opgericht. In Berchem gaan ze zelfs nog een stap verder. Daar deed Kris Gysels (Open VLD) op 1 januari zijn intrede als schepen van street art. “Er is heel wat vraag naar legale graffiti walls vanuit de artiesten zelf. Die vraag proberen we natuurlijk zo goed mogelijk te beantwoorden. Daarnaast willen we ook illegale artiesten een plaats in de legale scene aanbieden, bijvoorbeeld via gedoogzones.” Ondersteunen we zo de stijl, of halen we er net de angel uit?

Verslikt street art zich in haar eigen succes? Daar lijkt het wel op. Maar weinig straatartiesten lijken nog de drang te voelen om anti-establishment te zijn, tegen schenen te schoppen en de strijd tegen commercialisering aan te gaan. Integendeel, steeds meer street artists ruiken hun kans om geld te verdienen met hun hobby en staan te springen voor samenwerkingen met steden en bedrijven. Is rebelse straatkunst dan niet meer van deze tijd?

Ontembaar vandalisme

Maar was street art eigenlijk wel zo rebels? Een duik in de geschiedenis van de kunststijl leert ons dat het, ruw genomen, ontsproten is uit graffiti, een stijl die wel degelijk opstandig en politiek was. Graffiti-artiesten waren (en zijn) naar eigen zeggen in oorlog: met de schepenen, de politie of gewoon de samenleving in het algemeen. Door hun namen duizenden keren illegaal op muren, treinen en bruggen te zetten, claimen ze de stad terug en verzetten ze zich tegen het bestuur.

Street art, een doorgedreven vorm van graffiti die visueel veel toegankelijker is, bleek echter al sinds haar ontstaan minder nood te hebben aan het “reclaimen” van de straten, aan macht of aan zelfbevestiging. Artiesten binnen het genre profileerden zich meer highbrow en waagden zich aan een waaier van verschillende boodschappen. Dat kon van politieke statements naar satire of gewoon esthetisch mooi ogende werken gaan. ‘Street art is al sinds haar ontstaan uit de rebelse graffitiscene enorm geëvolueerd. De kunstvorm heeft veel gezichten gekregen’, vertelt Junes Bazouz van Treepack, een Leuvense organisatie die straatartiesten en klanten bijeen wil brengen. ‘Politiek is er slechts een van.’

De Schaduwmannen waren het symbool voor het geniepige leven van straatkunstenaars. Foto: Richard Hambleton

Street art is dus al sinds haar ontstaan méér dan een politiek statement. Neem bijvoorbeeld Richard Hambleton, die (samen met Keith Haring en Jean-Michel Basquiat) gezien wordt als een van de founding fathers van de street art. De schaduwmannen waarmee hij zijn reputatie opbouwde, stonden symbool voor het heimelijke leven van straatartiesten, en waren dus louter vermakelijk en informatief.

‘Er hangt een verkeerd beeld rond de term street art’, legt straatkunstenaar Matthew Dawn uit. ‘Veel mensen beschouwen het enkel als rebelse zeg-het-zoals-het-is-kunst. Ze zien niet in dat street art ook échte kunst kan zijn, die een impact op de cultuur en de geschiedenis heeft.’

Apolitiek

Street art kán dus wel politiek zijn, maar dat hoeft niet per se. Al klopt het wel dat we hier in België, of Europa in het algemeen, weinig rebelse of politieke straatkunst terugvinden. Dat wil echter zeker niet zeggen dat het aan het verdwijnen is.

‘Verzetskunst is hier weliswaar in mindere mate aanwezig,’ legt Tim Marschang, oprichter van Street Art Cities en Street Art Antwerp uit, ‘maar dat komt omdat we, hoe veel we ook klagen over de politiek en het wanbestuur in ons land, het eigenlijk echt zo slecht niet hebben. We hebben weinig redenen om te klagen, daarom zie je dat in onze contreien redelijk weinig. Maar ga eens naar Zuid-Amerika, waar de mensen het veel zwaarder hebben. Daar staat het tjokvol werken die zich kritisch uiten over het lokale bestuur.’

Zo trok er bijvoorbeeld tijdens het WK voetbal in Brazilië (2014) een golf van protest door het land. Dat de bestuurders van Brazilië liever investeerden in voetbal dan in het onderhoud van de eigen bevolking, ging er bij velen niet in. Die woede trok zich door naar het straatbeeld en leverde schitterende, maar tegelijk bedroevende muurschilderingen op.

Intussen verwijderde kunst van Blu in Berlijn. Foto: Frank M. Rafik

Toch kan je ook in onze contreien, mits wat inspanning, nog politieke werken aantreffen. Je hebt natuurlijk Banksy, die recent nog in Port Talbot een muurschildering plaatste die vervuiling aanklaagt. Maar ook bijvoorbeeld de Italiaanse kunstenaar Blu, de Iraans-Amerikaanse Nicky Nodjoumi en de Portugese Bordalo durven snedig uit de hoek te komen.

Mythe

Toch baart de toenemende commercialisering veel liefhebbers zorgen. Ze vrezen dat het street art op den duur wel tandeloos, preuts en apolitiek zal maken en het genre uiteindelijk volledig zal opslorpen. Dat zijn onnodige zorgen, want commercie en street art leven al veel langer naast en met elkaar.

‘Het zijn Jean-Michel Basquiat en Keith Haring, de grootvaders van het genre, die de brug tussen het staatleven en de galerijen hebben geslagen’, vertelt Tim Marschang. ‘Op die manier hebben curatoren het genre opgemerkt, waardoor het gewild werd. Zo werd de weg open gelegd voor artiesten om een centje bij te verdienen.’

Al sinds haar ontstaan kent street art dus een nauwe band met commercie. En hoewel veel straatartiesten ervoor kozen om hun kans te wagen in de commerciële wereld, heeft het nooit geleid tot de ondergang van de rebelse, illegale straatkunst. ‘Of ze willen meedraaien in de commerciële sector of niet, is iets wat straatartiesten voor zichzelf moeten uitmaken’, vertelt Marschang. ‘Bovendien is het zelden zo zwart-wit: het is niet zo dat als je je werken verkoopt, je helemaal geen illegale murals meer maakt.’

‘Ik kwam onlangs nog op een festival in Parijs een artiest tegen die commercieel sterk bezig was, veel werken verkoopt en veel gevraagd wordt’, aldus Marschang, ‘maar die ook gewoon na het festival de stad introk om enkele werken illegaal te plaatsen. Hij heeft een mooie balans gevonden tussen brood op de plank krijgen en de niet-gemanipuleerde artiest in zich koesteren en loslaten.’

Eeuwige discussie

Commerciële straatkunst is haar rebelse broertje dus helemaal niet aan het uitroeien: ze leven al jarenlang naast elkaar. Toch blijft het een punt van discussie dat de scene in twee kampen verdeelt. De ene artiest ziet galerijen en tentoonstellingen als een manier om zijn of haar werk te vereeuwigen en er geld mee te verdienen, terwijl de ander meent dat het tegen alles indruist waar de stijl voor staat.

De komst van het internet, van laptops en van smartphones heeft de discussie enkel maar meer aangewakkerd. Die evolutie heeft tenslotte geleid tot een nog grotere waaier aan mogelijkheden voor artiesten. Veilingen, marketingdeals, betaalde opdrachten: het is nu allemaal veel meer binnen handbereik.

Kijk maar naar hoe er om de haverklap deals worden gesloten tussen straatartiesten en bijvoorbeeld kledingmerken. Grote merken als Vans, Levi’s, OBEY en Reebok sloegen al de handen ineen met populaire namen in de scene voor het design van schoenen, mutsen, T-shirts en truien. Andere artiesten ontwerpen gewoon zelf een kledinglijn.

Street art als marketingtool: reclame voor jeugdserie WTFock. Foto: Jeroen Poelmans

En de vermarkting staat bij ons nog maar in haar kinderschoenen. In pakweg de Verenigde Staten worden er al steevast straatartiesten ingehuurd om advertenties te maken.  Bazouz: ‘Grote merken als Coca Cola willen mee zijn met de trends en maken er al gebruik van bijvoorbeeld murals als reclame. Er zijn straatartiesten die enkel dat doen om hun boterham te verdienen.’

Of dat er nu voor gaat zorgen dat illegale, rebelse straatkunst zal verdwijnen, lijkt onwaarschijnlijk. Er zullen altijd wel artiesten voor zulke betaalde opdrachten te vinden zijn, maar er zullen er ook altijd zijn die de illegaliteit blijven verkiezen, of op zoek gaan naar de gulden middenweg.

Onafhankelijk

De vraag is dan ook niet of commercie de rebelse street art in gevaar brengt. De vraag is of dat soort kunst ook een plaats kan hebben binnen de commerciële wereld, of dat het voor altijd op illegaliteit aangewezen zal zijn. Hebben kunstenaars binnen de commerciële sector wel de vrijheid om te maken wat ze willen, ook al is het een kritische mural?  Als je voor een opdrachtgever werkt, zij het een festival of een stadsbestuur, zijn er tenslotte altijd verwachtingen waaraan voldaan moet worden.

Een goed voorbeeld is het voorval met de Nederlandse Leon Keer op het Antwerpse festival Tizarte. Die maakte er enkele jaren terug een mural van een diamant met bloed aan de rand, een verwijzing naar de bloeddiamant (een diamant waarvan de opbrengst wordt gebruikt om rebellengroepen te financieren, n.v.d.r.). De organisatie kon er, gezien het aantal diamantairs in de havenstad, niet mee lachen en liet hem zijn werk aanpassen. Hoezo, vrijheid?

‘Je moet als artiest goed nadenken voor je bepaalde opdrachten aanneemt. De mensen die je betalen, willen namelijk iets te zeggen hebben, en daar zal je je inderdaad naar moeten schikken’, bevestigt Tim Marschang. ‘Net daarom is het belangrijk om vooraf goede afspraken te maken.’

Wil dat zeggen dat kritische kunst in een legale context dan helemaal niet mogelijk is? Natuurlijk niet. Er is gewoon een andere aanpak vereist. Artiesten zullen geslepener uit de hoek moeten komen en hun boodschap beter moeten verpakken. Visueel confronterende boodschappen zullen dan misschien sneller afgewezen worden, maar een beetje artiest kan daar ongetwijfeld een creatieve oplossing voor vinden.

Neem nu de “onthoofdingsmuur” die in januari 2017 in Brussel opdook. Het stadsbestuur zag de mural, die nogal expliciet was, liefst zo snel mogelijk verdwijnen. ‘Tot minister van cultuur Sven Gatz er het klassieke kunstwerk van Caravaggio in herkende’, lacht Marschang. ‘Toen was het plots wél kunst.’ Dat had de artiest (tot op heden onbekend, al wordt de naam Bonom gefluisterd) slim bekeken: een werk dat op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden, heeft meer kans om te blijven bestaan.

De ‘Onthoofdingsmuur’ veroorzaakte heel wat controverse in Brussel. Foto: Belga

Als artiesten erin slagen om een kritische boodschap te verwerken in een werk dat op het eerste gezicht niet al te confronterend is, of het kritische werk op een creatieve manier kunnen aanbrengen, kunnen ze dus wel degelijk scherp uit de hoek komen. Maar is het wel de taak van artiesten om zich aan te passen? Zouden het niet de festivals en steden moeten zijn die zich moeten schikken naar de artiesten? Als zij beslissen om artiesten uit te nodigen, moeten ze dan niet gewoon het werk dat ze krijgen aanvaarden en appreciëren? In principe wel, want enkel zo kan de volledige vrijheid van de artiest gegarandeerd worden. Dat zou echter betekenen dat ze waarschijnlijk op veilig zouden spelen en heel selectief artiesten gaan uitnodigen. Een heleboel goede, belangrijke artiesten zouden op die manier nooit meer aan bod komen.

Niet dat dat nu niet gebeurt. Jaba, een gerespecteerde straatkunstenaar en een van de anciens in de graffitiscene, is er alvast niet over te spreken. ‘Curatoren van zulke festivals leveren vaak slecht werk. Ze nodigen meestal artiesten uit die op sociale media populair zijn, puur op basis van het uiterlijk van hun werken. Maar zo laten ze heel wat belangrijke artiesten links liggen.’

‘Er zijn veel artiesten die een enorme rol hebben gespeeld in het straatbeeld, maar die nooit in boeken, expo’s, festivals of musea te vinden zijn’, vervolgt hij. ‘Vaak omdat hun stijl niet in het mainstreamkader past, en da’s verschrikkelijk jammer.’  Als de festivals zich zouden moeten plooien naar de artiesten, en geen hand hadden in het eindresultaat, zou die selectie enkel slechter en problematischer worden.

Als we dus echt kritische kunst binnen een legale context willen, zal er een compromis gezocht moeten worden. Artiesten zullen hun boodschap beter moeten verpakken, maar festivals zullen ook toleranter moeten zijn en zulke werken moeten toelaten. Onmogelijk? Helemaal niet. Er zijn heel wat organisaties en festivals die de vrijheid van de kunstvorm respecteren, en het zelfs aanmoedigen. Zoals het Russische Street Art Museum, dat de Spaanse Escif toeliet een mural te maken over de Russische interventie in Oekraïne en Timothy Radya een plaats gaf voor zijn kritisch manifest Everything I Know About Street Art. Nu is de vraag gewoon: willen artiesten wel kritisch zijn binnen het commerciële circuit?

Een legale mural van Escif over de inval van Rusland in Oekraïne. Foto: Street Art Museum

Keuze

Dat commercialisering straatkunst monddood heeft gemaakt, is dus nonsens. Ze heeft street art net doen uitgroeien tot een van de grootste en populairste kunststijlen van het moment, en dat heeft een waaier aan mogelijkheden met zich meegebracht. Artiesten zijn vandaag in staat om hun boterham te verdienen met iets wat ze graag doen, wat we alleen maar kunnen toejuichen.

Ook kritische straatkunst bestaat nog steeds – weliswaar verborgen in de illegaliteit – en dat zal altijd zo blijven. Het is een kwestie van locatie (vergelijk street art in Europa maar eens met street art in Zuid-Amerika), maar nog meer van keuze: elke artiest heeft andere waarden, normen, ideeën en doelen. Niet iedereen heeft nu eenmaal de ambitie om
hetze te creëren of mensen onder de kont te schoppen, net zoals niet iedereen de ambitie heeft om met street art een inkomen te versieren. En dat is prima.

Of we die ongetemde, illegale en kritische stijl de commerciële wereld kunnen binnenlokken en een plaats kunnen geven op street art festivals, musea of galerijen, is heel andere koek. In theorie is het mogelijk, als zowel artiesten als organisaties water bij de wijn doen. Of het wenselijk is, is nog een andere zaak. Is het niet net de illegaliteit die de boodschap van een kritische mural weet te versterken? Als dat het geval is, quoten we graag Banksy voor de kritische artiesten: ‘Het is altijd makkelijker vergiffenis te krijgen dan toestemming.’

Banksy over de niet-zo-vrije samenleving en Guantanamo Bay in Islington. Foto: Banksy

Kaderstuk

Miljonair en straatartiest: geen onmogelijke combinatie

Een miljoen voor Banky’s Girl With Balloon, 99,5 (!) miljoen voor Jean-Michel Basquiats Untitled: er gaat behoorlijk wat geld om in de streetartwereld. Maar welke artiesten zijn nu echt het rijkst? Het is een vraag die moeilijk te beantwoorden is. Straatkunstenaars lopen nu eenmaal niet graag te koop met hun nettowaarde. Logisch, want street art is ontstaan als subcultuur van een kunstgenre dat zich net afzette tegen commercialisering. De rijke artiesten zijn dan ook vaak het mikpunt van kritiek.

Toch heeft het genre zich weten te ontpoppen tot een volwaardige kunststijl met een plaats in galerijen en musea. Hieronder vindt u dan ook enkele van de best verdienende artiesten. Valt op te merken: overleden artiesten als Jean-Michel Basquiat en Keith Haring zijn niet opgenomen in deze opsomming, omdat ze natuurlijk niet meer kunnen profiteren van de opbrengsten.

Banksy

Een van de meest prominente, voor de hand liggende miljonairs is natuurlijk Banksy. Zijn nettowaarde wordt vandaag geschat een slordige 18 miljoen. Hij haalde zijn eerste commerciële succes binnen met de documentaire Exit Through The Gift Shop, waarna zijn werken op veilingen explodeerden in waarde. Zijn Keep It Spotless is koploper: de hamerprijs was 1,5 miljoen euro.

Thierry Guetta

Op de lijst staat ook Thierry Guetta, aka Mr. Brainwash. U kent hem als maker van bovengenoemde documentaire. Het was Banksy zelf die Guetta overtuigde om straatartiest te worden, met alle gevolgen van dien. Hij stak een expo ineen en werd miljonair. Zijn nettowaarde wordt vandaag geschat op tien miljoen dollar, een equivalent van net geen negen miljoen euro.

Shepard Fairey

Ook Shepard Fairey doet het bijlange niet slecht. Hij is vooral bekend van de Andre The Giant Has A Posse-campagne (eind jaren 80) en Obama’s Hope-poster (2008). Sindsdien was er geen houden aan. Hij sloeg de handen ineen met Urban Outfitters om zijn eigen kledinglijn uit te brengen: Obey. Als u al die truien en petten tot op vandaag in het straatbeeld ziet, kan u zich vast wel inbeelden hoe succesvol dat project was. De man zelf zou dan ook zo’n 13 miljoen euro waard zijn.

David Choe

Toch komen ze allemaal nog niet eens in de buurt van David Choe. De 43-jarige uit Los Angeles spendeerde ooit nog een jaar in de gevangenis voor zijn graffitiwerken, maar groeide intussen uit tot de (waarschijnlijk) rijkste straatkunstenaar. 179 miljoen euro is hij waard, het resultaat van slimme samenwerkingen met onder meer Facebook.

Er gaat dus behoorlijk wat geld rond in de street art wereld. Toch willen we wel even benadrukken dat al die rijkdom niet per se invloed heeft op de genialiteit van de artiesten. Ja, de versnippering van Girl With Balloon kan een commerciële stunt geweest zijn, so what? Banksy blijft een steengoede artiest, commercieel of niet.


Jeroen Poelmans (2019). Streetart en commercie. Is de rebelse straatkunst dood? Hasselt: PXL, bachelorproef journalistiek. Promotor: Eric Pompen.   

Contact: jeroen.poelmans@gmail.com

De bachelorscriptie van Jeroen werd bekroond met de derde prijs op Het Festival van de Jonge Journalist 2019.

Aanbevolen berichten